dinsdag 2 april 2013

Een gekookt paasei


Siberische toestanden, zo laten de laatste weken zich het beste omschrijven. Belachelijke kou, abnormale wind en bijna permanente gladheid hebben het voorjaar van menig wielerliefhebber flink op de kop gezet. Regelmatig hoor ik mede Alpe D’HuZessers hun zorg uitspreken over de totaal bevroren voorbereiding. Een zorg die mij niet vreemd is. Immers, ook ik heb nog bar weinig buitenkilometers kunnen maken. En dat allemaal door Koning Winter, de klootzak…

Een kleine maand geleden leek het goed te gaan. Het kwik tikte een aantal dagen de dubbele getallen aan en de terrassen vulden zich langzaam met mensen met veel te grote zonnenbrillen. Synchroon aan deze ontwikkeling vulden ook de fietspaden zich langzaam met fietsliefhebbers. Onder hen was ik.

Maart was nog maar net om de hoek komen kijken, of mijn fiets en ik reisden weer samen naar kantoor. De eerste week maart konden we zelfs drie keer gezamenlijk naar buiten. Dit leek de aftrap van de ideale buitenvoorbereiding te worden. Echter: als iets te goed lijkt om waar te zijn, dan is het helaas ook vaak te goed om waar te zijn. Net als in dit geval. Na de derde buitentraining kletterde de witte zooi weer lustig uit de lucht, de fietspaden gevaarlijk en onbegaanbaar makend. Op het moment dat de gladheid zich terugtrok, kwam er een permanente windkracht 1000 het fietsfeestje verstieren. En dus vond ik mezelf de laatste weken vaker dan mij lief was terug in de stinkende, donkere, saaie, zuurstofarme sportschool. Vloekend, uiteraard.

Heb ik dan helemaal niets kunnen doen? Dat niet. Ik heb per week zo’n drie binnentrainingen kunnen afwerken. Ook ben ik dus drie keer naar buiten geweest. Eén keer om in Zandvoort op m’n bek te gaan door sneeuw die daar nog bleek te liggen, één keer om van m'n fiets gereden te worden door een stel asociale senioren en één keer om heerlijk op m’n good old Koga (de Cannondale was naar de fietsendokter) door de duinen te zoeven. Echter, door de lage temperaturen beperkten deze buitentrainingen zich tot maximaal 1 uur en drie kwartier. En dat is niet voldoende om straks 13 uur lang op de fiets te kunnen zitten. En dat is wel voldoende reden voor lichte paniek.

Gelukkig was daar Tweede Paasdag. De dag dat alles beter werd. De dag dat de wind nog immer continu de nok van het dak testte, maar tevens de dag dat het droog en niet glad was. En er dus buiten gereden kon worden. En zo geschiedde.

Warm aangekleed en voorzien van muts, lange handschoenen en overschoenen reed ik vanochtend de straat uit. Via Overveen, Bloemendaal en de Santpoorten vond ik mezelf snel oog in oog met het kanaal terug. Even overwoog ik via de sluizen noordwaarts te gaan, maar de bulderende wind blies dit plan snel uit m’n hoofd. Oostwaarts werd het, richting de Westpoort.

In de luwte van de dijk viel de wind nog mee, maar in de Westpoort bemerkte ik hoe hard het tekeer ging. Bulderende, rollende luchtgolven deden mijn snelheid met regelmaat onder de dertig duiken, en opnieuw vroeg ik me af hoe ik in godsnaam straks zes keer die berg op moet. Gelukkig komt ook aan al het slechte een einde en mocht ik bij Halfweg uit de wind draaien. Zonder in details te treden, kan ik zeggen dat er weinig bezigheden zijn die zo’n heerlijk gevoel geven.

Bij Halfweg werd ik geconfronteerd met de eerste wegopbreking van de dag. De Lijnderdijk lag dicht en er zat dus niets anders op dan door te steken naar Boesinghelieden. Hier aangekomen draaide ik oostwaarts om zo weer koers te zetten richting de ringdijk. De brommer in de verte deed het domme plan bij me opkomen om hierheen te rijden, waarna ik al snel voor het eerst boven m’n omslagpunt aan het ploeteren was. Dit ging wel gepaard met het heerlijke gevoel van mezelf snel in zijn wiel terugvinden. En was het dus waard.

Bij Schiphol-Oost draaide ik zuidwaarts, om vervolgens de benen te strekken. In de verte zag ik twee andere fietsers, wat me uitdaagde om hierheen over te steken. Met een flitsbare snelheid (windje mee, niets mis mee!) reed ik erheen, waarna ik besloot meteen door te trekken. Tot mijn spijt lukte het me niet om de mannen af te schudden, dus ik besloot maar net zo lang met m’n elleboog te wapperen tot ze mee gingen rijden. Het gevolg was dat we al vlug bij de Kaag waren. Een snelle blik op m’n computer leerde me dat we het stuk van Schiphol-Oost tot de Kaag met een gemiddelde van 44,3 in het uur hadden afgelegd. Mijn paniek over de bevroren voorbereiding nam direct significant af.

Bij de Kaag kwam ik voor een minder aangename verrassing te staan. Anders dan ik gehoopt had, draaide de wind namelijk niet met mij mee. En dus mocht ik met windkracht zes in het gezicht koers zetten richting het noorden. De mannen uit m’n eerdere treintje waren in geen velden of wegen meer te bekennen, dus ik kon niets dan in m’n eentje de strijd aangaan met de bulderende wind. Iets dat ik onder veel inwendig gevloek maar accepteerde.

Bij Hillegom aangekomen werd de wind me echt te veel en besloot ik een windluwere route te kiezen. Ik stak mijn geboortedorp door, waarna ik via de Vogelenzangseweg koers zette richting huis. Gekookt en wel kwam ik bij Elswout uit, alwaar ik de laatste honderden meters nog even tegen de wind in moest ploeteren. Flink naar de kloten stond ik binnen enkele minuten voor m’n huis, tevreden over m’n eerste echte buitentraining.

Ik kan niet zeggen dat ik er al ben. Verre van zelfs. Wel kan ik zeggen dat m’n conditie me niet tegen valt. De vieze, donkere, stinkende sportschool is zo verkeerd nog niet, naar het blijkt. En ook al zit ik nu als een gekookt paasei dat werkelijk tot niets meer in staat is thuis: ik heb een stuk meer vertrouwen in een goede afloop op 6 juni dan ik vanochtend had.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten