dinsdag 21 februari 2012

Ongevraagd (bijna)knuffelen en met windkracht 6 op de kant

Nadat een 120 minuten durende sneeuwbui de NS twee weken lam heeft gelegd, de Elfstedentocht onmogelijk heeft gemaakt en mijn buitentraining heeft verstierd, was de wereld dit weekend eindelijk weer normaal: harde wind, regen, geen sneeuw en babyboomers die zonder te kijken met Nordic Walkingstokken gewapend het fietspad oversteken. Ideale omstandigheden voor twee buitentrainingen.


Zaterdag heb ik een voorzichtig kort rondje via Bloemendaal, Zandvoort en Heemstede gereden. Vanwege een ambitieus tijdsschema heb ik het bij een kleine dertig kilometer gehouden. Zondag heb ik dit goed proberen te maken door een wat grotere ronde te rijden. Deze startte in de vroege morgen op de Zeeweg.


Ondanks het tijdstip is het al behoorlijk druk in het duingebied. Ik hoor her en der krijsende kinderstemmetjes, en nog voordat ik voorbij de watertoren ben moet ik al twee keer vol in de remmen omdat twee unisex-broeken, gewapend met nordic walkingstokken en zonder te kijken het fietspad oversteken.  Op deze manier zit ik snel in m’n (verhoogde) hartslagzone, maar ik moet wel bekennen dat ik dat op een andere manier in gedachten had. Gelukkig gaan de meeste wandelaars ter hoogte van de watertoren het duingebied in, en kan ik iets meer ontspannen doorrijden.


Langzaamaan draai ik richting een aardige snelheid. Ter hoogte van Parnassia kom ik vol in de wind te zitten, en ik bedenk me dat dit stuk toch altijd pittiger is dan ik het van te voren inschat. Gelukkig draai ik snel zuidwaarts en rij ik evenwijdig aan de kust richting het zuiden. Omdat ik minder wind tegen heb dan ik vooraf verwachtte kan ik snel doorknallen, en binnen een korte tijd sta ik al in Noordwijk. Hier keer ik om en zet ik weer koers richting het noorden.


Het eerste stuk noordwaarts gaat best aardig. Al snel haal ik een plukje renners in. Als ik echter de bocht richting kust instuur voel ik pas wat voor een wind er staat. Ik voel de spanning op m’n benen meedogenloos toenemen, en vraag me af of het niet handig is om wat gas terug te nemen. Op dat moment bemerk ik dat het niet alleen gezoem van de wind is dat ik hoor: het plukje renners van zojuist hangt in m’n wiel. Dit lucht enigszins op: nu kan ik de kop afgeven en in het wiel van deze mannen even bijkomen. Ik maak ruimte zodat de kop overgenomen en wacht. 700 meter verder wacht ik nog.. Ik gebaar met m’n arm dat ze moeten overnemen, maar bemerk weinig reactie. Ik vloek en kijk over m’n schouder: m’n achtervolger kijkt me loensend aan, en lijkt ‘nee’ te schudden. Op slag ben ik geïrriteerd: ik ga hier niet vijf man uit de wind houden! Ondanks de fikse tegenwind verhoog ik het tempo. Tegelijkertijd gooi ik de boel op de kant en schakel ik door naar de 11. Ik hoor achter me een soort van zuchtend geluid. Als ik onder m’n arm door kijk zie ik dat m’n achtervolgers moeten laten gaan. ‘Ha! Geen kopwerk is ook niet meerijden!’ denk ik bij mezelf….. Om een moment later te bedenken wat ik eigenlijk aan het doen ben: het  is nog zes kilometer tegen de wind in naar Zandvoort. Me terug laten zakken in het groepje is m’n eer te na, maar dit tempo aanhouden tot ik er ben wordt ook een uitdaging. Ik kijk achterom en zie dat ik het groepje inmiddels op een kleine 100 meter achterstand heb gezet.  ‘Nu maar doortrekken’ denk ik bij mezelf. In gedachten bijt ik m’n tanden in het stuur en de zes kilometer die volgen vraag ik me af wat ik in ’s hemelsnaam dacht toen ik aanzette.


Zo’n 10 minuten later kom ik volledig gekookt aan in Zandvoort. Ik zie het gebouw aan het einde van het fietspad door de duinen, en stuur voorzichtig in om tussen de twee hekjes door te kunnen rijden. Op dat moment zie ik hoe iets zwarts me tegemoet vliegt. Vlak voor me komt het tot stilstand, op het voorwiel en wel. Ik kijk verschrikt omhoog terwijl m’n schoenen met een luide klap op de grond landen. Ik merk dat ik in een reflex m’n armen vooruit heb gestoken. Voor me staat een verschrikte MTB-er die iets te enthousiast de bocht in is gevlogen, kennelijk geen rekening houdend met tegenliggers. ‘Volgens mij rijden we in Nederland rechts, maat’ zeg ik. – ‘Ja, sorry, ik zag je niet’, stamelt hij. ‘Nou ja, gaat goed, maar dit is wel dichtbij genoeg voor de eerste keer. Fiets ze nog!’ zeg ik lachend. -‘Jij ook!’ zegt hij, ook zijn reis vervolgend.


Via Bentveld rij ik rustig door naar huis. Later op m’n computer m’n trainingsgegevens bekijkend ben ik best tevreden, zeker voor een rit waarin er ongevraagd bijna mountainbikers en babyboomers in m’n armen zijn gevlogen en ik continu in de wind heb gezeten. Met een gekookt lichaam en een voldaan gevoel plof ik na gedoucht te hebben op de bank – eerst maar eens een paar uurtjes herstellen!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten