En daar zit je dan: Twee uurtjes sneeuw en je bent dagenlang overgeleverd aan kleine bedompte ruimtes in de krochten van de sportschool, spinningfietsen en trainingen op goddeloze tijden. Als het vorige week vrijdag niet had gesneeuwd zou de wereld er toch een stuk anders uit hebben gezien: we zouden waarschijnlijk al een Elfstedentocht hebben gehad, de NS zou zich gewoon kunnen hebben beroepen op een plastic zak op de rails in plaats van op sneeuw, en ik zou dit weekend gewoon buiten hebben kunnen trainen.
Helaas besloten de weergoden anders, en zit ik nu alvorens naar kantoor te gaan in de sportschool. Grote voordeel van dit tijdstip is de serene rust die hier nog hangt, grote nadeel is de penetrante geur van allesreiniger die er eveneens hangt: de schoonmaakploeg is de verschillende ruimtes aan het voorzien van een grondige poets- en sopbeurt. Ik ben in de kleedkamer iemand tegen gekomen die op de band ging lopen, en één van de medewerkers heeft de deur open gedaan, en verder is er helemaal niemand. Eigenlijk heel plezierig, want dan kan niemand m’n geploeter zien.
Ik heb vandaag een intervaltraining op de rol staan, en het gaat voor geen meter. Ik heb vier blokjes van 2 minuten erop zitten, en als gevolg hiervan lijkt m’n hartslag niet voornemens te zijn om nog te gaan zakken. Het is me zelfs niet gelukt om m’n tweede blokje in het geheel staand op de pedalen af te maken, iets wat wel de bedoeling was. Kennelijk moeten m’n spieren nog even wakker worden. Ik kijk naar m’n klokje: ‘*57*, *58*, *59*’ en ik mag weer vol aan gaan. Ik ga op de pedalen staan, en probeer overal naar te kijken behalve naar m’n tijdmeting: niets is immers zo demotiverend als het zien van de lange tijd die je nog moet terwijl je zelf denkt dat je blokje er al op zit. Ik voel m’n benen langzaam in de fik vliegen. De penetrante geur van schoonmaakmiddel dringt zich dieper in m’n longen. Ik heb het idee dat m’n hart stopt met slaan, en dat m’n ogen zo uit m’n kop springen. Op het moment dat ik verwacht van m’n fiets te vallen piept m’n computertje gelukkig weer: ook dit blokje overleefd. Terwijl ik probeer om in twee minuten m’n hartslag van 17567 slagen per minuut naar 145 te krijgen komt één van de schoonmakers de spinningzaal binnen. Ook hij constateert (net als ik eerder vanochtend heb gedaan) dat de lichtschakelaar hier niet werkt, en constateert dan dat er reeds iemand (ik) aan het sporten is. Dit laatste doet ‘ie met een schrikkerige kreet en een klein sprongetje in de lucht: kennelijk had ‘ie dat niet verwacht. “Goedemorgen” hijg ik zijn kant uit. – “Goedemorgen, sorry, ik zag u niet”. Ik hijg grinnikend. Op dat moment hoor ik echter alweer de onverbiddelijke piep van m’n computertje, en ik hijs mezelf weer omhoog. Ik zet m’n verstand op nul en probeer te blijven trappen terwijl m’n benen langzaam afsterven. Het wordt langzaamaan steeds zwarter voor m’n ogen, iets was eigenlijk niet veel uitmaakt omdat het licht hier toch niet goed werkt. Ik vraag mezelf even af waarom ik dit ook alweer leuk vind, en vraag me vervolgens af hoe groot de kansen zijn dat ik dit overleef. Op het moment dat echt alles zwart is en ik m’n hart in m’n kuit voel slaan hoor ik gelukkig de bevrijdende piep van m’n hartslagmeter: ook het laatste blokje heb ik overleefd. Ik fiets rustig uit en begeef me via de douche richting kantoor. Sneeuw, het gebrek aan lucht en aan licht in de spinningzaal en de geur van allesreiniger: niets van dat alles heeft me van m’n training vandaag weten te weerhouden. En toch hoop ik dat ik snel zonder deze obstakels buiten kan gaan fietsen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten