Na ongeveer 25 minuten met de deurknop van de kledingkast in m’n hand te hebben gestaan, heb ik eindelijk een besluit genomen of ik vandaag buiten of binnen wil gaan trainen. Ik ben opgestaan met een sterke voorkeur voor een buitentraining, vooral omdat dat door de week (nog) niet kan omdat het eerder donker is dan dat ik met droge ogen kantoor kan verlaten. Ook zou ik heel graag het nieuwste gezinslid eens flink testen, meer dan ik gisteren tijdens de proefrit (die tevens ‘besluit-tot-aanschaf-rit’ zou zijn) heb gedaan. Al snel kom ik in ieder geval van het laatste terug: het regent pijpenstelen en het waait als een bezetene. Daar ga ik m’n nieuwe fiets (nog) niet aan blootstellen. Goed, dat reduceert de opties dus tot twee: buiten trainen op m’n trouwe Koga, of binnen in de sportschool. Op het moment dat ik dat ik neig naar een buitentraining zie ik een man op een mountainbike vlak voor het raam langs waaien. Omdat ik op de eerste verdieping sta verontrust me dit, en pak ik m’n tas om toch maar naar de sportschool te gaan.
Zodra ik de voordeur uitstap concludeer ik dat m’n besluit goed is: er staat minstens windkracht zes en alles is nat en wordt natter. Buiten kan ik onder deze omstandigheden sowieso niet langdurig één vermogen draaien, iets wat ik voor vandaag op het programma heb staan. De sportschool is en het blijft het voor vandaag!
Tien minuten later ben ik rustig aan het inrijden om m’n hartslag omhoog te brengen. M’n benen voelen goed, ik lijk de intervaltraining van vrijdag goed verwerkt te hebben. Rustig trap ik door, en ik denk aan het tempo en het vermogen dat ik straks moet zien te gaan rijden.
Ik graaf diep in m’n geheugen, en probeer me m’n natuurkundelessen van vroeger voor de geest te halen. In gedachten zie ik meneer de Wilde met een krijtje iets op het bord kalken. ‘Ek= 1/2mv²’ en nog allerlei tekens die me ook toen al enigszins deden duizelen. ‘Meneertje Teunissen, bent u er ook nog bij?’ hoor ik ‘m in gedachten zeggen, streng mijn kant op kijkend. Kijk, dat herinner ik me nu nog wel van die lessen. Maar die energieomzetting in snelheid, dat is toch wat weggezakt.
Hoe zit het ook al weer? Ik heb voor mezelf gesteld dat ik 5 maal omhoog wil, omdat de dag waarop wij rijden een dusdanige lengte heeft dat 6 maal niet mogelijk is. Vijf maal, waarvan ik de laatste keer uiterlijk om 16.00 uur omhoog mag en ik de eerste keer om 10.00 uur mag starten. Dus de eerste vier keer mogen in totaal maximaal 6 uur duren, wat anderhalf uur per klim én afdaling betekent. De klim is 13,2 kilometer, en heeft een door de 1107 hoogtemeters een gemiddeld hellingspercentage van 8,5 procent. Dus dat betekent? Geen idee. Gelukkig biedt internet uitkomst, en dat heb ik toevallig bij de hand omdat ik m’n eigen muziek wil horen tijdens het trainen. Op m’n telefoon toets ik m’n gegevens in. Als ik in 20 minuten daal, in 70 minuten klim en samen met fiets en voeding onder de 84 kilo weet te blijven, dan volstaat een gemiddeld vermogen van 235 watt. Als ik met m’n huidige (nog te hoge) gewicht in 60 minuten omhoog wil dan volstaat een vermogen van 270 watt. Ai!
Er moet dus nog een paar kilo af, en dan nog mag ik flink aan de bak. Ik besluit vandaag maar eens een uurtje die 270 watt te gaan trappen, en eens zien hoe dat bevalt. Cesar Millan legt me op de televisie voor me uit dat het allemaal om ‘calm-assertive energy' draait, en dat je op een rustige manier moet uitstralen dat je de controle hebt. Ik vermoed dat Cesar zichzelf niet dezelfde irreële doelen heeft gesteld als ik gedaan lijk te hebben. Ik heb namelijk op geen enkele wijze het idee dat ik de controle ga hebben op die berg, in ieder geval niet op de manier die ik zojuist voorgerekend heb!
Ik draai 60 minuten 270 watt, met een cadans van 95 en een hartslag die precies op m’n omslagpunt ligt. Het gaat me redelijk af, maar ik weet even niet hoe ik dit vier keer zou moeten doen. Ik moet dus sowieso voor de ‘lichte’ versie kiezen, wat betekent dat er kilo’s af moeten en ik in zeventig minuten ga klimmen en in twintig dalen. Ik heb dan geen ruimte voor enig oponthoud, maar de eerste vier keer met 270 watt omhoog rijden lijkt me simpelweg niet realistisch. Op het moment dat ik hier aan denk valt de weerstand op de pedalen weg, wat betekent dat ik m’n training zoals ingesteld achter de rug heb. Ik fiets nog even rustig uit en laat m’n hartslag terugkomen tot 120 slagen. Ondertussen vraag ik in gedachten aan mezelf hoe ik dit het handigst ga aanpakken. Ik werp nog een laatste blik op de TV voor me, waar Cesar me leert dat het gaat om ‘exercise, discipline and affection,’ en wel in die volgorde. Ik knoop dit maar als advies in m’n oren. Ik weet van eerdere evenementen waar ik naartoe getraind heb dat ik aan de eerste twee gehoor weet te geven. Om zeker te weten dat ik dat ook aan de derde doe kijk ik bij thuiskomst als eerste even in de schuur hoe het met m’n fietsen gaat. Pas als ik zeker weet dat ze goed verzorgd, mooi gepoetst en comfortabel bij elkaar staan plof ik binnen op de bank om bij te komen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten