dinsdag 31 januari 2012

Snijdende wind en tintelende tenen

“Waar blijft die gozer joh? Half elf is half elf toch? Als het nou 18 graden was, maar bij -2 is het wel een ander verhaal.” Het is zondagochtend en we staan met z’n drieën voor het Patronaat in Haarlem. Vandaag gaan we voor het eerst met de Haarlemse delegatie van ons AD6-team rijden, en we hebben deze plek als startpunt aangewezen. En half elf dus als starttijd, al lijkt dat besef niet bij iedereen aanwezig. Op het moment dat we besluiten om te gaan rijden om onderkoeling te voorkomen komt onze vierde teamgenoot aanrijden. Na de nodige on-zondagse woorden volgt een geklik van pedalen, en al snel zetten we koers richting het Kopje van Bloemendaal.


Bovenop het Kopje is de kou bij ons alle vier vergeten. Voor sommigen is het de eerste keer in het seizoen dat ze dit klimmetje rijden, en dan valt ‘ie altijd wat zwaarder dan je wellicht zou willen. Veel tijd om te herstellen is er niet, want we zetten direct koers door richting de kust. Via Bloemendaal aan Zee en Zandvoort rijden we de duinen naar Noordwijk in, waar we bij Langevelderslag oostwaarts gaan richting Noordwijkerhout. Op de Zilkerbinnenweg en de Vogelenzangseweg kunnen we lekker doorrijden, en al snel staan we voor Brasserie Vogelenzang. Hier drinken we gevieren een kop koffie om enigszins op temperatuur te komen, waarna we koers zetten naar Overveen. Het laatste stuk van de Vogelenzangseweg rijden we volle bak, en in een mum van tijd staan we in Overveen. Hier draaien we nog snel één rondje voluit om landgoed Elswout heen, waarna eenieder in een volle spurt koers zet richting stad en eenieder naar zijn of haar warme douche.


Een half uur later lig ik rozig op de bank. De eerste gezamenlijke trainingsronde is goed bevallen, en het is een effectief weekend geweest. In totaal een kleine honderd kilometer buiten gereden en zo’n 40 kilometer binnen. Voorzichtig aan begint er ook iets van conditie en kracht te komen. Het begint voorzichtig aan ergens op te lijken!

Stel je eens voor…

Stel je eens een willekeurig jong gezin voor. Gelukkig, gezond en uitgelaten: kleine Lisa wordt vandaag immers vier. Om dit te vieren gaan ze met Lisa haar beste vriendjes en vriendinnetjes naar het dierenpark, en daarna naar het pannenkoekenhuis. Het is een groot feest, en ’s avonds valt Lisa moe en als het gelukkigste meisje op aarde in slaap. Mama en papa genieten na op de bank. De haard brandt gezellig, ze hebben toastjes met lekkere kazen en salades klaargemaakt en een goed glas wijn ingeschonken. Het leven in de perfecte vorm.

Stel je eens voor hoe zij nog geen zes weken later samen verbijsterd tegenover de dokter zitten. Haar mededeling heeft hen als een mokerslag geraakt. Het is foute boel in haar borst die de laatste tijd wat gevoelig is geweest. Er zal een operatie volgen, waarna via bestraling en chemotherapie de strijd met overgebleven foute cellen wordt aangegaan. Kleine Lisa haar verjaardag voelt als een ver verleden, en haar volgende als een onzekere toekomst.

Stel je eens voor hoe trots kleine Lisa is als ze na de operatie voor het eerst bij mama mag. Ze hebben met de hele klas een knutsel-, kleur-, en plakwerk gemaakt voor mama, en Lisa mag dit vandaag eindelijk geven. ‘Hebben we met z’n allen gemaakt mama, om je blij te maken zodat je snel weer beter bent’, zegt ze op de rand van het grote witte bed zittend.

Stel je eens voor, hoe ze ’s nachts doodziek en hondsmisselijk op de rand van het bed zit. Op schoot een emmer, omdat de chemo het onmogelijk maakt de toilet te bereiken. Een jammerend snikken doorbreekt de stilte van de nacht. ‘Schat, het gaat niet. Ik hou dit niet vol. We moeten ons op de verschillende mogelijkheden gaan voorbereiden. Sorry,’ snikt ze. Hij slaat een arm om haar heen. ‘We gaan het redden lieverd. Het mag niet, het kan niet. We kunnen niet zonder je. Er is altijd hoop,’ zegt hij, niet wetend of dit tegen beter weten in is. Ze wil haar neus ophalen, wat haar het gevoel geeft dat er een balk onder haar ribben wordt gestoken. Ze kreunt het uit, en moet opnieuw overgeven. Er komt niets dan bloed en zwarte vloeistof uit.

Stel je eens voor hoe Lisa samen met haar vader op kerstochtend de ontbijttafel staat te dekken. ‘Papa, waar is mama?’ vraagt ze. Hij slikt en kijkt haar gelaten aan. ‘Mama is ziek meisje, en blijft even in bed. We gaan na het ontbijt naar mama.’ Zo hebben ze het afgesproken, omdat de geuren van het ontbijt en de misselijkheid van de chemo elkaar niet verdragen. Hij wendt snel z’n ogen af, omdat hij niet wil dat zijn dochter zijn verdriet ziet. ‘Papa, ik vind het stom dat mama ziek is. We moeten toch met z’n drieën kerst vieren, anders is het toch niet echt?’ Hij probeert z’n tranen weg te slikken, en blijft ondertussen naar het aanrecht voor hem staren. Hij kan even niet antwoorden. Plots hoort hij haar zachte stem vanuit de deuropening van de keuken:’Ja liefje, dat moet ook. Anders is het niet echt.’ Hij draait zich om, en ziet zijn zieke, verzwakte vrouw in de deuropening staan. Ze heeft een wijde pyama aan, met daaroverheen haar badjas. Zo zie je bijna niet hoe zeer ze vermagerd is. Op haar wangen staan rode blosjes, en haar ogen zijn wat waterig. Haar blik is echter scherp, en vooral heel sterk. ‘Mamaaa!’ zegt Lisa, terwijl ze haar armen om haar moeder slaat en zich tegen haar heup drukt. Hij loopt naar haar toe, zoent haar zacht en slaat zijn armen om haar heen. Voordat hij in zacht snikken uitbarst hoort hij haar ‘Er is altijd hoop’, zeggen.

Stel je eens voor hoe Lisa sinds die ochtend alweer vier keer met haar vader én haar moeder kerst heeft gevierd, en er geen enkele reden is om aan te nemen dat ze dit niet nog talloze keren zal doen. Ze heeft, geholpen door moderne medicatie en voortschrijdende wetenschappelijke technieken, de slag met de verkeerde cellen gewonnen, en zal haar dochter zien opgroeien.

Stel je eens voor dat kanker in de toekomst geen reden meer is dat meisjes als Lisa zonder vader of moeder opgroeien, en geen reden meer dat ouders hun kinderen niet kunnen zien opgroeien. Daarvoor is meer onderzoek en geld nodig, waar we met z’n allen voor kunnen zorgen. Ik roep daarom iedereen op om AD6 te steunen, zodat deze wens werkelijkheid wordt.

‘You may say I’m a dreamer, but I’m not the only one’ - Imagine, John Lennon

vrijdag 27 januari 2012

Exercise, discipline & affection

Na ongeveer 25 minuten met de deurknop van de kledingkast in m’n hand te hebben gestaan, heb ik eindelijk een besluit genomen of ik vandaag buiten of binnen wil gaan trainen. Ik ben opgestaan met een sterke voorkeur voor een buitentraining, vooral omdat dat door de week (nog) niet kan omdat het eerder donker is dan dat ik met droge ogen kantoor kan verlaten. Ook zou ik heel graag het nieuwste gezinslid eens flink testen, meer dan ik gisteren tijdens de proefrit (die tevens ‘besluit-tot-aanschaf-rit’ zou zijn) heb gedaan. Al snel kom ik in ieder geval van het laatste terug: het regent pijpenstelen en het waait als een bezetene. Daar ga ik m’n nieuwe fiets (nog) niet aan blootstellen. Goed, dat reduceert de opties dus tot twee: buiten trainen op m’n trouwe Koga, of binnen in de sportschool. Op het moment dat ik dat ik neig naar een buitentraining zie ik een man op een mountainbike vlak voor het raam langs waaien. Omdat ik op de eerste verdieping sta verontrust me dit, en pak ik m’n tas om toch maar naar de sportschool te gaan.

Zodra ik de voordeur uitstap concludeer ik dat m’n besluit goed is: er staat minstens windkracht zes en alles is nat en wordt natter. Buiten kan ik onder deze omstandigheden sowieso niet langdurig één vermogen draaien, iets wat ik voor vandaag op het programma heb staan. De sportschool is en het blijft het voor vandaag!

Tien minuten later ben ik rustig aan het inrijden om m’n hartslag omhoog te brengen. M’n benen voelen goed, ik lijk de intervaltraining van vrijdag goed verwerkt te hebben. Rustig trap ik door, en ik denk aan het tempo en het vermogen dat ik straks moet zien te gaan rijden.

Ik graaf diep in m’n geheugen, en probeer me m’n natuurkundelessen van vroeger voor de geest te halen. In gedachten zie ik meneer de Wilde met een krijtje iets op het bord kalken.  ‘Ek= 1/2mv²’ en nog allerlei tekens die me ook toen al enigszins deden duizelen. ‘Meneertje Teunissen, bent u er ook nog bij?’ hoor ik ‘m in gedachten zeggen, streng mijn kant op kijkend. Kijk, dat herinner ik me nu nog wel van die lessen. Maar die energieomzetting in snelheid, dat is toch wat weggezakt.

Hoe zit het ook al weer? Ik heb voor mezelf gesteld dat ik 5 maal omhoog wil, omdat de dag waarop wij rijden een dusdanige lengte heeft dat 6 maal niet mogelijk is. Vijf maal, waarvan ik de laatste keer uiterlijk om 16.00 uur omhoog mag en ik de eerste keer om 10.00 uur mag starten. Dus de eerste vier keer mogen in totaal maximaal 6 uur duren, wat anderhalf uur per klim én afdaling betekent. De klim is 13,2 kilometer, en heeft een door de 1107 hoogtemeters een gemiddeld hellingspercentage van 8,5 procent. Dus dat betekent? Geen idee. Gelukkig biedt internet uitkomst, en dat heb ik toevallig bij de hand omdat ik m’n eigen muziek wil horen tijdens het trainen. Op m’n telefoon toets ik m’n gegevens in. Als ik in 20 minuten daal, in 70 minuten klim en samen met fiets en voeding onder de 84 kilo weet te blijven, dan volstaat een gemiddeld vermogen van 235 watt. Als ik met m’n huidige (nog te hoge) gewicht in 60 minuten omhoog wil dan volstaat een vermogen van 270 watt. Ai!
Er moet dus nog een paar kilo af, en dan nog mag ik flink aan de bak. Ik besluit vandaag maar eens een uurtje die 270 watt te gaan trappen, en eens zien hoe dat bevalt. Cesar Millan legt me op de televisie voor me uit dat het allemaal om ‘calm-assertive energy' draait, en dat je op een rustige manier moet uitstralen dat je de controle hebt. Ik vermoed dat Cesar zichzelf niet dezelfde irreële doelen heeft gesteld als ik gedaan lijk te hebben. Ik heb namelijk op geen enkele wijze het idee dat ik de controle ga hebben op die berg, in ieder geval niet op de manier die ik zojuist voorgerekend heb!

Ik draai 60 minuten 270 watt, met een cadans van 95 en een hartslag die precies op m’n omslagpunt ligt. Het gaat me redelijk af, maar ik weet even niet hoe ik dit vier keer zou moeten doen. Ik moet dus sowieso voor de ‘lichte’ versie kiezen, wat betekent dat er kilo’s af moeten en ik in zeventig minuten ga klimmen en in twintig dalen. Ik heb dan geen ruimte voor enig oponthoud, maar de eerste vier keer met 270 watt omhoog rijden lijkt me simpelweg niet realistisch. Op het moment dat ik hier aan denk valt de weerstand op de pedalen weg, wat betekent dat ik m’n training zoals ingesteld achter de rug heb. Ik fiets nog even rustig uit en laat m’n hartslag terugkomen tot 120 slagen. Ondertussen vraag ik in gedachten aan mezelf hoe ik dit het handigst ga aanpakken. Ik werp nog een laatste blik op de TV voor me, waar Cesar me leert dat het gaat om ‘exercise, discipline and affection,’ en wel in die volgorde. Ik knoop dit maar als advies in m’n oren. Ik weet van eerdere evenementen waar ik naartoe getraind heb dat ik aan de eerste twee gehoor weet te geven. Om zeker te weten dat ik dat ook aan de derde doe kijk ik bij thuiskomst als eerste even in de schuur hoe het met m’n fietsen gaat. Pas als ik zeker weet dat ze goed verzorgd, mooi gepoetst en comfortabel bij elkaar staan plof ik binnen op de bank om bij te komen.

Wat een kou!

Met een temperatuur van 2 graden en een ijzige oosten wind 75km gereden. Eerste tochtje van 2012 voelde meteen als een serieuze conditietest. De benen voelde geparkeerd en ik merkte dat ik moeite had mezelf warm te blijven trappen. Nog veel werk voor de boeg!

maandag 16 januari 2012

Wonderen bestaan (even)!

Als ik rechts van me kijk raak ik overtuigd: wonderen bestaan! Ik rij met een fikse snelheid over de ringdijk en kijk naar het water rechts van me: volstrekt bewegingloos en vlak als een spiegel.  Ik kijk naar de vlaggen langs de kant van het water: doodstil naar beneden hangend. Het is een wonder: er staat geen wind! In Nederland! Het tweede wonder van de dag! Vanochtend was ik immers ook al op twee wielen gebleven, wat ik ook nog steeds niet begrijp.

Het was in de bocht waar ik vanaf de Oude Schipholweg de Europaweg opdraaide. Het was stil, want zondagochtend vroeg. Er was niemand op straat. Plots brak het zonnetje door, en zag ik een kolom van fel licht op het stuk wegdek voor me schijnen. En daar zag ik… ijsvorming als gevolg van de nachtvorst! Uiteraard was ik veel te laat met uitwijken, en remmen in bochten is doorgaans ook niet handig. Ik was halverwege toen ik allebei m’n wielen zijwaarts voelde gaan – iets wat je op de fiets niet wil. Ik bereidde me voor op een confrontatie met de lantaarnpaal links van me, echter: die bleef uit! M’n beide wielen kwamen tot stilstand tegen de rand van de verhoging waarop deze paal stond, en op dat moment schoott ik uit m’n linkerpedaal. Snel heb ik m’n voet op de grond weten te krijgen, en zo op één been en twee wielen te blijven. Eén mirakel!

Enigszins geschrokken maar vooral heel opgelucht ben ik mijn weg vervolgd, en dankzij het gebrek aan wind ben ik al snel om de helft van de Haarlemmermeer heen. Bij Burgerveen gebeurt er plots iets waar ik geen rekening mee heb gehouden. Ik merk het aan het gevoel dat ik in de stroop rij. Ook zakt m’n snelheid, iets dat over m’n hartslag niet te zeggen valt. Ik kijk naar het water rechts van me, en zie dat dit is gestopt met een spiegel zijn. Ook de vlaggen doen iets dat ik ze eerder vandaag niet heb zien doen, namelijk wapperen. En wel in mijn richting. Er lijkt hier wind op te steken. Tot zover de wonderen! Ik vloek en ik grom, en wil koste wat het kost niet zakken in m’n gemiddelde snelheid. Het gevolg is dat ik voor m’n gevoel tot aan Amstelveen met m’n vingers tussen de deur zit. Hierdoor weet ik wel aardig vaart te houden, en gelukkig draai ik snel richting het noordwesten, weg van die ellendige verplaatsende lucht.

Bij Zwanenburg begin ik de gevolgen van deze hoge snelheid zo vroeg in het seizoen te voelen. Voor m’n gevoel ben ik m’n rug al een paar kilometer terug verloren, en ik heb het gevoel dat m’n rechterbeen eenzelfde lot gaat kennen. Ik weet echter door te duwen, en na een eindeloos lijden (in ieder geval voor m’n gevoel) zie ik de brug naar Haarlem. Ik probeer hier nog één keer vol aan te gaan, wat me op een fraai parkeren halverwege komt te staan. Ik schakel van het grote mes af en peddel het tweede deel rustig naar boven. Ik knal langs de Slachthuisbuurt het centrum in en draai al snel m’n eigen straat in. Als ik in de gang sta uit te blazen doet alles me pijn, en weet ik zeker dat er vandaag weinig meer uit m’n handen gaat komen. Dat is zo’n heerlijke trainingsronde echter helemaal waard. Als ik later de gegevens op m’n fietscomputer zie, zie ik die gedachte bevestigd: ik heb m’n ronde om de Haarlemmermeer afgelegd in een tijd waar ik normaal midden in het seizoen uiterst tevreden mee ben. Een geslaagde ochtend!

Een uurtje met je arm door een muur proberen te drukken

Omdat het vandaag officieel weekend is, betekent dat voor mij maar één ding: tijd om vergezeld door m’n fiets naar buiten te gaan. Vanochtend vroeg snel alles gedaan wat ik moest doen: m’n nieuwe kostuum opgehaald, langs de stomerij geweest, naar de opticien geweest voor lenzencontrole (waar overigens bar weinig van terecht komt als je vergeet je lenzen in te doen) en boodschappen gedaan in een voor het weekend relatief rustige supermarkt. Toen snel naar huis, om me met m’n fietskleding in de hand te bedenken dat ik misschien toch eerst even langs de fietsspeciaalzaak (lees: snoepwinkel) wil. Ik heb het gisteren met m’n collega Chris uitgebreid gehad over mijn twijfel om mezelf een nieuwe fiets cadeau te doen, en hij kwam met de suggestie om hierbij ook eens te kijken naar de huidige serie die Cannondale in de markt heeft staan. Een stem in m’n achterhoofd zegt me niet te gaan kijken, deels wetend waar dit soort ‘oriënterende bezoeken’ doorgaans op uitdraait, maar gelukkig is m’n verstand in deze ondergeschikt aan de geneugten des levens. En zo sta ik amper 5 minuten later verlekkerd om me heen te kijken naar de verschillende fantastische fietsen waartussen ik me bevind. Vijf kwartier, 2 offertes, heel veel informatie, 2 koppen koffie en een ingeplande proefrit later sta ik weer buiten, met nog meer zin om zelf te gaan rijden. Snel schiet ik thuis in m’n fietskleding, en enige minuten later draai ik bij Bloemendaal de Zeeweg op.

Ik ben voornemens vandaag een korte intensieve training te doen, en heb een rondje Bloemendaal – IJmuiden – Santpoort – Overveen in gedachten. Er staat geen wind en het zonnetje schijnt, dus de klimatologische omstandigheden zijn perfect. Wel zijn er belachelijk veel zwabberende senioren en gezinnen met kinderen op het fietspad. Daarbij is een aantal automobilisten vergeten hoe het ook al weer zit met verkeer van rechts en voorrangsregels, en lijken alle ouders van net zelfstandig lopende peuters hen te hebben geleerd om vlak voor er fietsers langskomen het fietspad op te stappen. Dat ik zonder kleerscheuren de kust bereik mag een wonder heten, en ik draai snel de duinen in. Hier zet ik eens lekker extra bij, en ik rij continu op m’n omslagpunt. In de verschillende korte klimmetjes ga ik staan, om niet onder de dertig in het uur te geraken. Het gaat redelijk goed, maar ik merk wel dat m’n conditie nog niet eens in de buurt is van wat het moet zijn. Desalniettemin geniet ik van het tegen m’n grens van dit moment aan zitten duwen. Al snel ben ik in IJmuiden, waar ik richting het zuidoosten draai om via Santpoort en Bloemendaal koers te zetten naar huis. Bij de hockeyvelden is het opletten geblazen van jewelste, omdat hier (ik probeer vooroordelen te vermijden) verschillende lieden in de veel te grote auto van de partner lijken te rijden en hierdoor geen flauw idee meer hebben waar ze mee bezig zijn. Ook hier kom ik zonder brokken doorheen, en al snel draai ik weer richting huis. Als ik m’n straat indraai voel ik plots dat er iemand aan m’n been hangt, en zich hierbij stevig aan m’n kuitspier vasthoudt. Verschrikt probeer ik hem of haar eraf te slaan, maar het knijpende gevoel gaat niet weg. Ik kijk naar beneden wat er aan de hand is, maar zie niets. De knijpende pijn blijft echter. Dat betekent maar één ding: ik heb kramp. En nog wel een beste ook. Ik probeer niet te schreeuwen, en druk met alle kracht die ik heb m’n hiel naar beneden. Langzaam neemt het knijpende gevoel af, en ik ben blij als ik voor m’n deur sta en m’n benen even maximaal kan strekken. Ik voel m’n benen behoorlijk dankzij dit (zoals Maarten Ducrot het ooit zo mooi verwoordde) ”uurtje met m'n arm door de muur proberen te drukken”. Ik zet m’n fietscomputer stil en bekijk m’n gegevens. Ik zie dat mijn gemiddelde hartslag over deze rit exact op m’n omslagpunt heeft gelegen, en ik er bijna nergens ver onder of boven ben geraakt. Daar ben ik niet ontevreden over, zeker niet omdat ik doorgaans zo aan het begin van het seizoen niet lang zo vlak op zo’n hoge hartslag kan rijden. Straks, op die 6e juni, moet ik dit 5 keer gedurende een vergelijkbare tijdsperiode weten te doen. Ik vermoed dat daarvoor nog wat trainingsuurtjes nodig gaan zijn.

dinsdag 10 januari 2012

Kortstondig getrappel en de eerste meters klimmen


Gisteren pakte mijn eerste training in aanloop naar Alpe D’HuZes dankzij de enorme wind onverwachts uit als krachttraining. Vandaag wilde ik kijken hoe het met de conditie staat. Oftewel: hoog beenritme, een hartslag tegen het omslagpunt en me niets aantrekken van snelheid. Zodoende heb ik vanochtend snel de grenzen van m’n beoogd hartslagzone en m’n cadans ingesteld op m’n fietscomputer, en ben ik vol goede moed op de fiets geklommen om eens een mooi testrondje te draaien.

Via de Zeeweg zet ik koers richting Bloemendaal. Bij de tennisbaan wordt mijn plan echter bijna wreed verstoord. Het begint allemaal met het beeld van een echtpaar dat aan de overkant van de (provinciale) weg gezellig de weg op stapt: allebei een unisex joggingbroek aan, allebei een hoofdband om het voorhoofd en de oren, stokken in de hand en samen lekker nordic walkend door de duinen. Als er dan zo’n vervloekte weg ligt dan steek je niet bij de voetgangersoversteek over, maar doe je dit gewoon dwars door de zij- en middenberm. Je hoort niets, dus er iets niets, en zonder te kijken stap je ook het fietspad op. Daar rijd ik echter, en gelukkig kan ik nog net m’n bel laten rinkelen en weet ik tot een verschrikt ‘pas op’ te komen. Er wordt hevig geschrokken, maar het loopt gelukkig met een sisser af. Wel hoor ik nog even dat ik zo’n ‘asociale kolere-wielrenner ben’. Ik besluit het maar te laten voor wat het is, en hoop voor dit soort mensen dat zij niet alleen op hun gehoor vertrouwen als er een elektrische auto of ander geluidsarm voertuig aankomt, dit kan immers nogal vervelende gevolgen kunnen hebben. Beter zou nog zijn om een beetje de verkeersregels na te leven, en na een keurig ‘kijk links, kijk rechts, kijk links’ bij de voetgangersoversteek de weg te kruisen. Als dat ingewikkeld is ken ik nog wel een clown en een acrobaat die deze les in zingende vorm kunnen geven. Tot die tijd zal ik zelf maar erg op m’n hoede blijven en me neerleggen bij alle vooroordelen die er over fietsers zijn.

Met een cadans van 105 peddel ik door, en al snel draai ik de duinen in. Hier merk ik dat het toch nog wel aardig waait, maar ik weet tussen de 100 en 105 omwentelingen te blijven en m’n hartslag tegen m’n omslagpunt aan te houden. Wel beginnen m’n longen aardig te branden, maar dat wijt ik aan het vroege seizoensbegin. Via het prachtige duingebied steek ik door naar Bloemendaal, waar ik besluit toch nog even de benen te testen. Ik draai bij de hockeyvelden opnieuw westwaarts, en zet koers naar het Kopje van Bloemendaal.

Deze klimtest start niet heel best. Zodra de weg ook maar iets stijgt, sta ik direct helemaal geparkeerd. Ik zak naar de 65 omwentelingen, en hoor m’n hartslagmeter piepen dat ik over m’n omslagpunt heenschiet. Snel schakel ik terug en ga ik staan. Halverwege het eerste oplopende stuk weet ik een ritme te vinden, en rustig ploeter ik naar boven. Op het vlakke tussenstuk zie ik m’n hartslag snel terugzakken, wat bemoedigend is. Het tweede steile stuk besluit ik te gaan staan en nog eens vol aan te gaan, en dit gaat een stuk beter. Al snel ben ik boven, en ik duik direct de afdaling in. Met een kleine 60 kilometer in het uur dender ik naar beneden, waar ik snel draai om nog eens naar boven te gaan. Deze kant gaat, mede vanwege het asfaltwegdek, een stuk lekkerder, en ik weet onder m’n omslagpunt te blijven. Boven maak ik rechtsomkeert, duik ik nogmaals de afdaling in en schiet ik door naar huis. Hier kom ik er achter dat m’n gemiddelde cadans tegen de honderd aan zit – iets lager dan ik in gedachten had. Ik wijt dit aan m’n twee klimmetjes, en ben redelijk tevreden. Benieuwd hoe snel ik herstel, waarmee ik snel onder een warme douche begin.

Vliegen langs het Noordzeekanaal


Deze week ben ik gestart met de voorbereidingen voor Alpe D’HuZes. Ik heb nagedacht over de meest geschikte trainingsopbouw, en ben daarnaast vrienden, familie, relaties en kennissen gaan benaderen. Dit blijft niet zonder resultaat, gezien de eerste donaties loskomen. Hulde aan deze vroege gevers en dat velen jullie maar mogen volgen! Nu is oproepen tot donaties en nadenken over trainen niet voldoende. Er moet daadwerkelijk gefietst worden. Het eerste bescheiden rondje stond vandaag op het programma.

Toen ik vanochtend de gordijnen opendeed bekroop me niet direct een heel warm gevoel. Voornaamste oorzaak hiervoor waren de bomen achter het huis die met hun top de grond praktische aanraakten. Het leek nogal te waaien. Ik had bij het inplannen van m’n eerste buitentraining niet direct beelden van mezelf met de tanden in het stuurlint en het hol volledig open tegen de wind in ploeterend voor ogen. Dit weer maakt dit soort beelden echter wel voor de hand liggend. Ik kies er daarom voor om de kennelijke wind te negeren, en ga snel doen wat ik moet doen alvorens ik de fiets op kan stappen.

Na een vlugge ronde langs een aantal (veel te drukke) winkels sta ik me spoedig in m’n fietskleding te hijsen. Ik wil me gezien de relatief hoge temperatuur niet te warm kleden, en me gezien de wind vooral niet te ‘wijd’ kleden. Ik kies voor het dragen van verschillende lagen die zo strak mogelijk zitten. Snel haast ik me naar buiten waar ik op m’n trouwe Koga klim. Enige minuten later draai ik de Zeeweg op, richting Bloemendaal. Hier voel ik al hoe serieus de wind is – rustig warm draaien is er niet bij. Ik ploeter me gestaag tegen de wind in en draai bij Parnassia rechtsaf de duinen in. Hier buldert de wind me vol in het gezicht. Ze weet zelfs een paar kuub zand te verplaatsen. Gelukkig heb ik op dat moment precies even m’n mond open, en krijg ik zeker de helft binnen. Een strijd met slechts één element is immers saai…

Voor het strandpaviljoen draai ik naar rechts en al snel heb ik minder last van de wind. Het is hier lager, en ik draai deels van de wind af, wat het geheel iets comfortabeler maakt. Ik knal door de duinen richting Duin en Kruidberg, waar ik doorsteek naar IJmuiden. Het laatste stuk voor het kanaal is behoorlijk pittig omdat de wind hier van alle kanten komt, en de wereld dus niet klopt. Immers: zoals iedere fietser weet wordt wind in Zeeland gemaakt, en komt deze voor ons dus altijd vanuit het zuidwesten. Dit is dan ook de richting die je op de fiets niet op moet willen. Echter, op dit stukje wegdek komt de wind van alle kanten, wat betekent dat er concurrentie voor de Zeeuwen lijkt te zijn. En ik ben daar de dupe van! Ik besluit me er niets van aan te trekken, vooral omdat ik weet dat ik zo oostwaarts mag draaien om langs het kanaal richting Westpoort te gaan. Als de natuur hier weer normaal gaat doen betekent dat maar één ding: wind grotendeels in de rug en knallen maar!  

Voordat ik het laatste verkeerslicht achter me laat eet ik snel een halve reep en drink ik wat. Ik ga er eens lekker voor zitten, en al snel knal ik door de vijftig kilometer per uur heen. Ik zie in m’n ooghoek Spaarnwoude voorbij flitsen, en zie dat ze bij één van de bushokjes de drempel hebben vervangen door een nieuwe. Een luttele seconde later hang ik voor m’n gevoel een halve meter boven m’n zadel, en moet ik moeite doen om hier enigszins op te landen. Wat een belachelijke hoogte heeft dat ding! Voordat ik echter goed en wel bekomen ben zie ik de brug over het zijkanaal op me afkomen, en ik besluit eens te zien hoe ik hoogteverschil op dit moment trek. Tamelijk goed, naar het blijkt. Ik kom namelijk moeiteloos én met hoge snelheid boven, en ik draai onder dezelfde brug door richting Spaarndam. Hier krijg ik weer te maken met wind, en met het fietspad.

Het wegdek op de weg langs het zijkanaal C is al enige jaren niet best, maar vandaag lijkt het extra slecht. Ik heb altijd het idee dat men hier een soort idyllisch, middeleeuws idee van ‘reizen met paard en wagen’ wil creëren, met alle ongemakken van dien. Al hobbelend probeer ik op twee wielen te blijven, en tegelijkertijd bidon, bril en organen aan boord te houden. Gelukkig zie ik al tamelijk snel de brug bij Spaarndam op me afkomen. Ik draai het fatsoenlijke wegdek op, en ga via het prachtige dorpje zuidwaarts richting Haarlem. Aan de rand van de stad draai ik links de Spaarndamseweg op, om vervolgens achter het station langs door te steken richting huis.

Een paar minuten later sta ik in de hal uit te blazen. Ik kijk in de spiegel en schrik enigszins: ik hoop maar dat Staatsbosbeheer niet al het zand ik de duinen heeft geteld. Ze zouden immers wel eens wat kunnen missen, getuige de hoeveelheden op mijn rug en in de zakken van m’n shirt. Ik gooi alle kleding maar snel in de wasmachine, en sta snel onder een warme douche. Ik bedenk me dat ik voor een eerste training helemaal niet ontevreden ben. Ik heb, ondanks alle wind, lekker door kunnen trappen en een mooie veertig kilometer gedraaid. De kop is er af, en op een bemoedigende manier!

1e test op weg naar AD6 2012: Feestdagen hebben het vorige seizoen (en de conditie) doen vergeten


Vandaag voor de eerste keer op weg naar AD6 2012 de benen getest. M'n echte trainingsschema gaat eigenlijk pas volgende week in, maar het gebrek aan wind en neerslag kwam vanochtend dusdanig uitnodigend op me over dat ik toch de fiets maar opgeklauterd ben. Vooral omdat ik zin had om iets te doen, maar ook deels uit nieuwsgierigheid naar mijn conditie op dit moment.


Eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat er na Luik Bastenaken Luik 2011 flink de klad in het fietsen is gekomen. Ik ben nog wel af en toe op de fiets naar kantoor gegaan, maar de steeds kortere dagen hebben daar op een zeker moment een einde aan gemaakt. Het dramatische weer en de drukke agenda in het najaar hebben me verder flink weerhouden van een regelmatige training in de weekenden. Ik denk dat ik in 3 maanden tijd de 1000 kilometer niet ben overschreden - iets dat in combinatie met de grote hoeveelheden feesten, partijen en recepties ongetwijfeld zijn weerslag zal hebben op mijn conditie.


Het is lekker rustig op straat als ik in m'n pedalen klik en koers zet richting Elswout. Hier sla ik linksaf richting Aerdenhout, en via de Vogelenzangseweg zet ik koers richting De Zilk en Noordwijkerhout. Dankzij de bebossing aan weerszijden van de weg heb ik weinig last van de wind, die ik hier toch pal tegen heb. Ik trap met een beschaafde hartslag van 138 - 140 in de rondte, en ik heb het idee dat het wellicht minder slecht gesteld is met de conditie dan ik verwachtte. Via De Zilk steek ik door naar Noordwijkerhout, en hier schiet ik het duingebied in. Via mooie kronkelende bos en duinpaden kom ik bij Noordwijk aan, waar ik direct rechtsomkeert maak. Met de wind in de rug schiet ik over het vrijwel rechte fietspad terug richting Langevelderslag.


Hier aangekomen voel ik me reeds verslappen, en ik ik neem maar even snel een reep. Tussen de aanzienlijke aantallen strandbezoekers door zigzag ik het fietspad richting Zandvoort op. Hier kan ik eindelijk een kilometer of 8 de benen testen, en ik ga er eens lekker voor zitten.


Geholpen door de wind in de rug schiet ik al snel over de 40 in het uur heen. Ik besluit het er eens op te wagen, en schakel op naar het grote mes. Achter draai ik 13, wat me voor vandaag genoeg lijkt. Ik draai 'm vrij makkelijk rond, tot ik plots een licht gezoem naast me hoor. Ik zie een rood met wit 'Maratone dles Dolomites'- shirt naast me opduiken, en ben direct op m'n hoede. Jongens en meisjes die deze tocht hebben gereden weten meestal waar ze mee bezig zijn. We begroeten elkaar vriendelijk, en mijn tijdelijke medefietser neemt even de kop over. Hier blijkt dat de feestdagen (en al het eten en drinken dat hiermee gepaard gaat) hun effect niet missen: ik moet bijten om zijn wiel te houden. Een heerlijk start van het seizoen (not!): niets is immers zo demotiverend als met wind in de rug uit het wiel gereden worden.


Ik ploeter mee tot Zandvoort, waar ik me excuseer dat ik geen kopwerk heb kunnen doen. "Heb jij geen kerst gevierd of zo?", vraag ik. Hij glimlacht. We rijden samen over de Zeeweg richting Bloemendaal. Vanaf het stuk waar de bomen weer aan weerszijden van de weg opduiken lijkt er stroop op het asfalt gesmeerd, en ik ben blij dat ik bijna thuis ben. Voor m'n gevoel sta ik flink geparkeerd!


De laatste kilometer draai ik op een licht verzet rustig uit, en al snel sta ik weer voor het huis. Op het moment dat ik m'n sleutel in het slot steek voel ik een warme druppel over m'n slaap lopen. Tegelijkertijd loopt er één in m'n nek. Nog geen 60 kilometer en m'n lichaam reageert al door middel van lege benen en rare dingen als zweet. Ik kan maar één conclusie trekken, namelijk dat de feestdagen hebben gedaan wat ze moesten doen: Het vorige seizoen lijkt totaal uit m'n benen, net als de conditie. Gelukkig is AD6 pas over een paar maanden!