woensdag 12 juni 2013

4 - 6 juni 2013 - Wat een week

Ik grabbel m’n telefoon uit m’n achterzak en bel naar huis. “Hey! Hoe gaat het? Je rijdt strak man”, hoor ik opgeruimd aan de andere kant van de lijn. “Ik ga het niet halen, ik kan niet meer dalen. M’n rug”, weet ik nog net in de richting van Nederland te snikken. Mijn Alpe D’Huzes eindigt hier, op een parkeerplaats na de finish. De dokter zal me later die middag uitleggen dat een verschoten ruggenwervel tussen mij en mijn gestelde doel in staat.

Zo eindigde mijn Alpe D’HuZes 2012. Een half jaar later overheersten twee gedachten. De ene was dat het resultaat voor mij persoonlijk teleurstellend was, de ander dat het evenement zo indrukwekkend en prachtig was dat ik daar niets dan warme herinneringen aan had. Reden genoeg om me dus ook voor de 2013 editie in te schrijven.

Dit jaar wilde ik die immense berg zes keer beklimmen. We werden op de lange koersdag ingeloot, dus qua tijd zou dit (anders dan vorig jaar) geen probleem mogen zijn. Het zou echter wel zwaar worden, dat wist ik van vorig jaar. Ook wist ik dat domme pech of juist geluk tussen mij en m’n persoonlijke doel in kon komen te staan. Daarnaast wist ik dat het evenement helaas nog steeds nodig is. De ziekte is immers nog niet overwonnen.

Zo gebeurde het dat ik in januari het eerste vinkje in m’n trainingsschema kon zetten. Langzaamaan namen deze vinkjes in aantal toe, oplopend tot vier per week. Door het erbarmelijke voorjaar waren het wel veel vinkjes voor korte trainingsblokken. Ergens hoopte ik maar dat m’n trainingsschema gebalanceerd genoeg was. Zes juni zou dit moeten blijken.

Dinsdagmiddag 4 juni – T minus 37 hours and counting

Met zeventig kilometer in het uur zoeven we naar beneden. We zijn op weg naar bocht zeven om vanaf hier even wat testmetertjes omhoog te maken. Voor mij ligt teamgenoot Remco plat op z’n stuur. Als ik in de bocht omhoog kijk zie ik teamgenoot Dion in eenzelfde houding achter me. Zelf leg ik ook snel m’n neus weer op de stuurpen zodat het gat tussen mij en m’n voorganger niet te groot wordt.

Al snel staan we in de bocht die we voor ogen hadden. We steken de vrij drukke weg over en zetten aan voor ons korte klimmetje. Wat meteen opvalt, is de hitte. Wat ook meteen opvalt, is de totale afwezigheid van zuurstof. M’n hartslag knalt omhoog en met heel veel moeite weet ik ‘m niet te ver op te laten lopen. Ik hoop maar dat dit beter wordt.

Woensdagmiddag 5 juni – T minus 13 hours and counting

Voorzichtig lopen we richting het skistation. Op de weg naast ons wordt veel gezucht en gekraakt. De deelnemers van de eerste dag ploeteren zich een weg richting bocht nul. De sfeer op de bergflank is fantastisch, de inspanning van de vele wandelaars, runners en fietsers heroïsch, het afzien indrukwekkend en hels.

Zelf mag ik over een ruime twaalf uur de fiets op. Ik begin inmiddels behoorlijk gespannen te raken. Op zoek naar wat afleiding begeven we ons richting het Palais des Sports. We slenteren wat door de Alpe D’HuZes winkel, lachen wat om twee Tokkies die ‘het allemaal een schande vinden’ dat ze hun tas moeten afgeven alvorens naar binnen te mogen en zien Dries van Agt die boeken zit te verkopen. Hij vraagt of ik zenuwac htig ben. Bij het horen van mijn ‘heel erg’ schiet hij in de lach. Hij wenst me veel succes en we vervolgen onze weg.

De rest van de dag bestaat uit veel gedrentel en getreuzel, getwijfel over te dragen kleding op de dag zelf en wachten tot het zo ver is. ’s Avonds om half elf lig ik in bed. Ik kijk naar het plafond, wat ik tot half drie nauwgezet blijf doen. Ik probeer op alle mogelijke manieren m’n hartslag omlaag te brengen en in slaap te vallen. Niets helpt. Het gerinkel van m’n alarm maakt om iets over half drie een einde aan dit zenuwachtige wachten. Het gaat gebeuren. Zonder slaap, dat wel..

Donderdag 6 juni – T minus 7 minutes and counting

In het schemerdonker wachten we op onze beurt. Achter de huizen horen we een knal: de groep voor ons is gestart. “Helden en heldinnen, een goede morgen!” schalt de dame van de organisatie door haar megafoon. “Het is zo ver. Heel veel succes en plezier, jullie zijn fantastisch!” Een gejuich stijgt op uit de groep renners. Het geklik van pedalen neemt de straat over. Langzaam zet de groep zich in beweging. We draaien Bourg D’Oisans in, waar een emotioneel gejuich en geklap ons tegemoet rolt. Het is iets over vijf uur ’s ochtends, maar er staan evengoed al duizenden mensen langs de kant van de weg. Ik zie overal kaarsen, fakkels en foto’s. De aanmoedigingen zijn hartverwarmend, het hele plaatje ronduit ontroerend. Een vuurpijl stijgt fluitend op, het geheel kleurig verlichtend.

Met een trillend glimlachje rijd ik met m’n maat de eerste klim tegemoet. We hebben ons voorgenomen om vooral rustig te blijven, dan moet alles goed komen. Al snel zijn we de rest van het team uit het oog verloren. We laten ons er niet gek door maken en blijven ons eigen tempo rijden. Keurig rustig en vlak rijden we de eerste steile stroken asfalt over. Halverwege de berg kijken we over de rand naar beneden. Een prachtige mist creëert een adembenemend schouwspel onder ons. Het dal lijkt bedekt met watten,. Boven ons beschijnt de zon de witte bergtoppen. Een mooiere start van de dag is niet denkbaar. We gunnen onszelf een fotomomentje en vervolgen onze weg. Ontspannen keuvelend peddelen we door en na een kleine twee uur rijden we voor de eerste keer onder de finishvlag door. Klim één: check!

Klim 2: tandje erbij

Zodra we de afdaling uit zijn komen zeilen, doen we even een snelle berekening. Het tempo waarop we nu zitten, ligt iets te laag. We besluiten dat er een tandje bij moet. Voor de tweede keer het steile stuk opploeterend, testen we even wat haalbaar is zonder onze hartslag te ver omhoog te jagen. We vinden een nieuw evenwicht waarbij onze gemiddelde snelheid een kilometer hoger ligt dan tijdens de eerste klim, terwijl m’n hartslag onder de 150 blijft. Een prima balans!

De bergflank begint zich inmiddels verder te vullen met toeschouwers. Ik zie spandoeken voor deelnemers, voor patiënten voor wie gefietst wordt en voor slachtoffers voor wie het te laat is. Ik weet van vorig jaar nog hoeveel leed er is en hoe dit evenement dit duidelijk maakt, maar toch ben ik weer onder de indruk. Ik prijs me gelukkig dat ik hier mag fietsen zonder zo’n enorme bagage. Het motiveert en stimuleert, maar zet je ook aan het denken.

Zo vervolgen we gestaag onze weg, rustig keuvelend en onze omgeving in ons opnemend. Na een uur en iets meer dan veertig minuten tikken we voor de tweede keer de finishvlag aan. Two down, four to go…

Klim 3: Circus T & T

Tijdens de derde klim blijkt al snel dat de toeschouwers rumoeriger en de deelnemers stiller worden. De temperatuur stijgt tot boven de 25 graden en de meeste fietsers en wandelaars zijn nu al meer dan één keer boven geweest. Dit laat zich voelen, waardoor het gezellige, uitgelaten praten plaats heeft gemaakt voor constant hijgen en blazen. Het mentale zware aspect van steeds diezelfde saaie stroken oversteken maakt het er niet beter op. Er wordt afgezien.

M’n maat Remco en ik weten elkaar goed bezig te houden. We grappen er flink op los om onze aandacht maar van de toenemende zwaarte af te leiden. Onderweg pikken we een medefietser uit Hardenberg op. Hij vindt het maar wat gezellig en is maar wat blij met de afleiding. Gedrieën fietsen we door. Na bocht negen wil er nog een jongen inhaken. Terwijl hij iets wil zeggen, reikt hij naar z’n bidon. Omdat de snelheid niet erg hoog ligt, is het moeilijk om balans te houden. Hij helt dus over, valt en tikt Remco aan. Als een volleerde dominosteen helt hij ook door en tikt hij mij aan. Ik zie het asfalt richting m’n neus komen en m’n hartslag omhoog vliegen. Daar ga ik…

Op miraculeuze wijze weten zowel Remco als ik tijdig uit te klikken en voordat m’n knie de grond raakt, vang ik m’n val met m’n voet op. Ik spring snel weer op het zadel en kijk achterom. Ook Remco zit weer op z’n fiets. Even neig ik naar een schrikvloek, maar bedenk me dat dit weinig zin heeft. We wenden ons tot de veroorzaker van dit gewankel. “Vrind, als je wat wil zeggen kan dat hoor. Je hebt onze aandacht, zeg het maar”. Ook hij schiet in de lach en we fietsen gezamenlijk verder. Menig ander renner vindt de sfeer rondom ons groepje maar wat gezellig, getuige de vele lachen die rond ons rondrijdende circus over de bergflank rollen. Boven aangekomen krijgen we de nodige bedankjes voor de afleiding, waarna we ons in de afdaling storten. We zijn halverwege.

Klim 4: the sound of silence

Het is inmiddels opgehouden met comfortabel warm zijn. De zon brandt en doet op sommige stroken de temperatuur de dertig graden ontstijgen. Het wordt stiller en stiller. Ik zit in Remco’s wiel, die nog steeds onvermoeibaar tegen iedereen die we passeren aan kakelt. Plots draait hij z’n hoofd in mijn richting. “Gaat het nog, Teunissen? Je bent zo stil.” Ik stel mezelf dezelfde vraag. Ik ben aan het afzien. M’n benen lopen vol, ik begin het kookpunt te naderen en ik heb het mentaal loodzwaar met de vele saaie bochten die door het bos omhoog kronkelen. Ik rochel iets grommend in zijn richting en we ploeteren door.

Bij bocht zeven hervind ik mezelf. Mede dankzij het fantastische publiek, de vele deejays langs het parcours en het uitzicht op bewoonde wereld, voel ik me beter. Al snel belanden we in bocht één, de laatste bocht voor het skistation. De sfeer is hier inmiddels formidabel. De hele weg staat vol met publiek, er staan een aantal dweilorkesten, er is een sambaband, er staan meerdere deejays en er speelt een topband op het plein voor het tunneltje. Alle klachten die ik had verdwijnen als sneeuw voor de zon. Kon de hele klim maar zo zijn!

Klim 5: Abandon all hope, ye who enter here

We duiken snel de afdaling in en treffen elkaar beneden bij de startboog. Terwijl we ons windstoppers in onze zakken proppen, raken we aan de praat met een in roze gehulde mevrouw en meneer die al de hele dag iedereen bij de start uitgeleide doen. De meneer vertelt onder de indruk te zijn van het evenement. Hij vindt het fantastisch. Ook vertelt hij dat hij sinds een jaar weet zelf ziek te zijn. Ik land met een harde klap op aarde. Tussen al het fantastische publiek doorfietsend en de afdaling door zoevend vergeet je even hoe keihard de ziekte is. Zijn verhaal brengt me terug naar de realiteit. Hij vertelt ook dat hij ‘stabiel’ is en dat de ziekte onder controle lijkt. Ik denk aan alle kaarsjes en foto’s in de bochten. Voor velen van hen is het te laat. Voor deze meneer en veel anderen is het dat niet. Ik weet weer waarvoor ik hier ben.

We rijden Bourg D’Oisans uit en draaien naar links, de berg op. Ik hoor Remco mopperen. Z’n benen lijken op slot te springen. Heel gestaag rijden we door. Nog geen twee bochten verder lijkt hij er doorheen te zijn. Ik merk dat ik wegzak. Niet alleen heb ik moeite om op een kilometer of zeven in het uur te blijven steken, maar ik zie ook dat m’n hartslag helemaal wegzakt. Ik zit nog maar op 110 slagen per minuut. Dit is een teken dat ik serieus vermoeid aan het raken ben.

Ik zit bij Remco op het elastiek, waarbij de gaten die er tussen ons ontstaan steeds groter worden. Het lijkt me beter om m’n eigen tempo te blijven rijden en ik richt m’n blik op m’n voorband. Rustig kronkel ik door, trachtend de saaiheid om me heen te negeren. Plots hoor ik muziek en gejuich: ik nader bocht 16 kennelijk al. Hier staat al de hele dag een deejay en fantastisch publiek. Ik leef op! Ik pak een spons aan en knijp deze in m’n gezicht uit. Ook pak ik een watertje aan. Ik giet het naar binnen en ga rechtop zitten. Ik lijk me beter te gaan voelen. Zonder enige moeite rij ik het gat naar Remco dicht. Snel kruip ik in z’n wiel, luisterend waar hij en een renner van een ander team het over hebben. Net als ik denk er iets van te begrijpen, voel ik iets wat ik absoluut niet wil voelen. Ik voel asfalt! Ik kijk omlaag en zie mijn vrees bewaarheid: zodra ik druk op m’n achterwiel, tikt m’n velg de grond aan. Ik sta lek! Stamelend roep ik Remco, die meteen in z’n remmen knijpt. Ik ben zo naar de klote dat ik niets kan dan kijken hoe hij in recordtijd een nieuwe band om m’n wiel legt. Voor ik het doorheb zitten we weer op de fiets. “Dank je wel”, stamel ik, buitengewoon erkentelijk voor deze noodzakelijke steun.

Rustig doorfietsend denk ik aan de volgende uitdaging: met een handpompje krijg je zo’n 6 bar op je band. Dit is een stuk minder dan de gewenste 9, wat betekent dat ik veel meer rolweerstand heb. Ik besluit daarom iedere motard die langsrijdt aan te houden, vragend of hij een pomp heeft. Ik heb geen geluk. De fietsenmaker staat in bocht zeven, nog 8 bochten van waar ik me bevind. Ik baal, ik kook, ik vloek, ik lijd en ik twijfel. Dan neem ik een besluit. “Remco, je moet gaan. Ik weet niet hoe ik zit en als je op mij wacht dan haal jij misschien je zes keer ook niet. Fiets maar door.” Ik zie m’n maat vertwijfeld kijken. Hij heeft tijdens een eerdere editie de zes niet gehaald omdat hij op een ander wachtte, dat wilde ik niet op m’n geweten hebben. Immers: hij was sterk zat en zou het sowieso halen. “Echt, rij maar!” Gelukkig luistert hij en langzaam zie ik hem uit m’n gezichtsveld verdwijnen.

Trap voor trap vervolg ik m’n weg, op niets meer lettend of naar niets meer kijkend. M’n lijf kookt. Het is op sommige stroken asfalt meer dan 35 graden. Eén keer hoor ik zelfs het getal 38. Ik bevind me in de hel, dat kan niet anders met deze temperaturen. Vreemd genoeg voelen m’n benen wel vol, maar nog niet uitgeput. Wel merk ik dat m’n hartslag steeds verder zakt. Als ik bocht 10 indraai zakt deze zelfs onder de 100 slagen. Ik ben officieel kapot. Toch weet ik door te draaien.

Na een veel langere periode dan me lief is, bereik ik bocht zeven. Ik vraag de fietsenmaker of hij een pomp heeft. Hij knikt van ja en vraagt om welke band het gaat. Ik wijs naar achter. Terwijl hij m’n band oppompt, val ik boven z’n bak met sponzen staand in slaap. Na twee minuten tikt hij me aan. “Moet je niet door?” Ik kijk even om me heen. Waar ben ik? O ja, ik was een berg op aan het fietsen. Ik bedank hem en klik in m’n pedalen. Op naar bocht nul..

De laatste zeven bochten zijn loodzwaar. M’n lijf is leeg. Leeggereden, leeggezweet, leeggekookt. Simpelweg op. Toch wil ik niet opgeven, ik ben zo dichtbij m’n doel. Ik voer een eindeloze discussie met mezelf. Wat heb ik te winnen? Wat moet ik bewijzen? Is het verantwoord? Gaat het überhaupt wel lukken? Ik hink op wel duizend gedachten, niet wetend welke te volgen.

In bocht vier neemt de hoeveelheid publiek inmiddels gigantische proporties aan. Het gejuich doet me m’n leegheid vergeten. Ik rij door en weet de strook asfalt tussen bocht 1 en 0 zelfs staand af te leggen. Er staat hier rijendik publiek en ze lijken allemaal m’n naam te roepen. Ik voel me herboren. Zodra ik het tunneltje voor bocht nul echter uitdraai, geeft m’n fietscomputer iets anders aan. Ondanks het feit dat ik sta op de pedalen, draai ik nog maar 6 kilometer per uur. M’n hartslag blijft inmiddels op 91 steken.

Ik rij door het skidorpje en reken snel door wat dit betekent. Zou ik een zesde keer halen met deze snelheid? Alleen als ik het constant weet te rijden. Ik mag dan niet wegzakken en geen pech krijgen. Is dat reëel? Ik denk aan hoe ik me voel, hoe ik er aan toe ben en hoe de bochten waren vóórdat ik dankzij het publiek de pijn vergat. Twijfelend rij ik de finishstraat in. Betty en Bea, de fantastische ladies in pink die alle deelnemers boven binnen halen, staan me toe te juichen. Ik geef hen een high five en rij door. Ik kom bij de parkeerplaats waar Jel, Audrey en Remco staan. Ook teamgenoot Rik is hier. Ik krijg een colaatje in m’n handen gedrukt en neem een slok. Ik sluit m’n ogen en voel hoe ik wegzak. “Ga je nog een keer”, hoor ik een stem heel ver weg vragen. Ik denk. Ik twijfel. Dan open ik m’n ogen. “Nee, sorry, ik ben bang dat ik het niet red. Het is niet verantwoord. Remco, je moet gaan. Je kan het. Succes jongen!” Ik stap van m’n fiets en ga op het asfalt liggen. Voordat m’n hoofd de grond raakt val ik in slaap.

Wat een week!

Ik kijk met dubbele gevoelens op Alpe D’HuZes 2013 terug. Enerzijds baal ik dat ik m’n doel opnieuw niet gehaald heb. Waar ik vorig jaar geblesseerd raakte, heb ik dit jaar denk ik iets te weinig kilometers kunnen maken, was ik iets te zwaar en is er onderweg ergens iets verkeerd gegaan met eten. Ik twijfel of ik niet voor die zesde keer had moeten gaan. Rationeel weet ik dat dat niet had gelukt. Echter, een mens vergeet afzien snel, dus gevoelsmatig zit het niet helemaal lekker. Aan de andere kant heb ik een fantastische dag gehad, hebben we als team meer dan 20.000 euro opgehaald, heb ik evengoed een pittige prestatie geleverd en is Alpe D’HuZes met meer dan 25 miljoen euro opbrengst opnieuw een groot succes. Dit is waar het uiteindelijk om draait. Ik hoop dat de volgende keer dat ik meerijd, er minder kaarsjes langs het parcours hoeven te staan.

Ik wil Jelka en Audrey bedanken voor alle voedingskundige, mentale en fysieke verzorging op de bergflank. Dank aan het thuisfront voor alle lieve smsjes en aanmoedigingen. Dank aan alle vrijwilligers voor opnieuw een fantastisch evenement. Veel dank aan Remco voor het ter beschikking stellen van een wiel om de hele dag in te hangen. En vooral dank aan alle donateurs voor het bij elkaar brengen van zo’n fantastisch bedrag!



Groet + X



Quirijn



Naschrift

Op de tweede koersdag vond het FD het nodig om een tendentieus, onjuist en populistisch artikel over Alpe D’HuZes te plaatsen. Volgens dit journalistiek weinig verantwoorde artikel zou er geld op de plank blijven liggen. Ik vind het belangrijk even aandacht te vestigen op de feitelijke situatie rondom de donaties aan Alpe D'HuZes. Naadje, kous, dat soort werk. 

Kort samengevat: Alpe D'HuZes kent een 100 procent anti-strijkstokbeleid en geeft méér geld uit voor de strijd tegen kanker dan er binnenkomt. Echter: niet aan feestonderzoekjes van theoretici die nog nooit op een patiëntenafdeling zijn geweest, maar aan toepasbaar onderzoek waar de patiënt iets aan heeft.

Talloze duimpjes omhoog voor alle donateurs, supporters, vrijwilligers en deelnemers. Eén vinger omhoog voor de broddeljournalisten van het FD.

http://www.opgevenisgeenoptie.nl/over_alpe_dhuzes/news_articleid/385

Geen opmerkingen:

Een reactie posten